Ludwig Vandevelde
Sculpturen en tekeningen.
Klik op de foto om de overeenkomstige pagina te openen
Twintig jaar geleden genoot ik internationale bekendheid. Deelname aan de Biennale van Venetie (1991), tentoonstellingen in Spanje, Portugal, Nederland, Oostenrijk, Duitsland en België (1987-2004) brachten mijn werk in gerenomeerde musea en kunstverenigingen. Eénmanstentoonstellingen in de VMHK-Gent, in het Muhka en Groeninghemuseum, en in het Rijksmuseum Twenthe illustreren deze bekendheid.
Op dat moment werd mijn werk ook commerciëel vertegenwoordigd door de Duitse galerie Kewenig, de Nederlandse kunsthandelaar Lambert Tegenbosch en later de Galerie Rob De Vries. Met de Belgische galerij F17 had ik een tijdlang een goede samenwerking.
Zo kwamen er werken terecht in grote collecties zoals die van Rudolf Springer in Berlijn, die van Joshua Gessel en Yoel Kremin (Zürich), de Sammlung Goetz in München of die van Schipper in Utrecht, en Armando (nu in het Chabot-museum Rotterdam) . Ook in het Teylersmuseum bevinden zich een aantal werken.
Op het moment dat het oeuvre een belangrijke artistieke ontwikkeling doormaakt vernielde een brand, in oktober 2000, een groot deel van deze vroege werken en archief. De leemte die deze gebeurtenis deed ontstaan, ervoer ik zeer uitdrukkelijk. Plots ontstond ook een tekort aan beschikbare werken. De samenwerking met musea en met het commerciële circuit kwam daardoor onder druk te staan.
Het bracht mij ertoe om in 2004 de resterende grootschalige werken te schenken aan een publieke instelling, en mij uit het commerciële circuit terug te trekken.
Zo kwam een hele reeks werken terecht in het Rijksmuseum Twenthe.
Weg van enige druk ontstonden in de daaropvolgende periode verschillende sculpturen, waaraan ik meerdere jaren werkte. Ze zijn gebaseerd op enkele grote thema’s en motieven uit de kunstgeschiedenis. Ik ga nl. uit van een continuïteitsgedachte binnen de historische artistieke ontwikkeling. Mijn werken getuigen bovendien van een technische beheersing die hen in die traditie plaatsen. Een haast virtuose beheersing van het ambacht vind ik vanzelfsprekend. De sculpturen uit die jaren vormen a.h.w. een ‘klassieke periode’.
De Raum für Kunst in Aken toonde in 2010 een reeks van die werken. Opnieuw kwam een deel daarvan terecht in de verzameling van het Rijksmuseum Twenthe, dit keer onder een andere artistieke directeur. In 2015 werden de werken nogmaals aan het publiek getoond.
Voor de Universiteit Antwerpen maakte ik tussen 2015 en 2017 een wandreliëf dat steeds te bezoeken is.
Sinds 2020 werk ik onafgebroken binnen het genre van het stilleven. Deze sculpturen en tekeningen vormen mijn mature artistieke nalatenschap.
Het is een oeuvre dat in de eerste plaats ‘beeldende’ kunst is, zowel als ‘genre’, maar ook qua motieven en technieken. Het is een kunst van de representatie. De kunstwerken brengen een verbinding tot stand tussen de kijker en werkelijkheid. Ze creëren een moment waarop het mogelijk wordt om nauwer in contact te komen met de dingen rondom ons.