top of page

Ludwig Vandevelde

Vroege werken:

melancholie en het Reële

Klik op de afbeelding om het portfolio te openen

Ik beschouw de vroege jaren van mijn artistieke praktijk als jaren van artistieke vorming. Soms gebruik ik het beeld van een scharrelweide waarvan ik de randen moest zien te definiëren. Mijn liefde voor de oude Meesters en de sensualiteit van hun beeldend werk moest een plaats zien te krijgen in mijn eigen scharrelweide. Maar ook mijn bewondering voor zeer specifieke modernistische en eigentijdse kunstenaars maakten deel uit van het landschap dat ik voor ogen had. Bovendien beschouw ik mijn complete gebrek aan modieuze attitudes als een karakteristiek van mijn persoonlijkheid en artistieke visie. Naast een strenge intellectuele basis wilde ik dat de vroege werken sterke visuele kwaliteiten hadden; kwaliteiten die ik in de latere jaren ontwikkelde als het centrum van mijn artistieke praktijk.

Bij de ontwikkeling van een persoonlijk artistiek spreken, stootte ik op een klassieke typologie van de kunstenaar als melancholicus. Het was Aristoteles die de kunstenaar die temperament toedichtte. En bij het bestuderen van dit idee, begon ik mij te realiseren dat dit temperament deel uitmaakte van een hele cosmologie. Volgens deze theorie oefent de planeet Saturnus, de toenmalig verst gekende ijskoude en donkere planeet, invloed uit op de ‘humores’ van de kunstenaar. Iemand met zulk een temperament is onevenwichtig omdat in hem te veel zwarte gal stroomt. Zijn wereldbeeld kan bij momenten (van scheppingsdrang) op hogere doelen gericht zijn, maar algauw volgt twijfel en depressie. Zijn beeld van de wereld kleurt zwart. Hij trekt zich terug in eenzaamheid, contemplatie en twijfel. Een andere karakteristiek is de interesse in geometrie. Hij verkiest hout; zwart is zijn kleur…

Ik was geïnspireerd door deze psychologische typologie. Ik begon sculpturen te maken die refereerden aan deze cosmologie d.m.v. grootschalige verbeeldingen van hemellichamen. Langzaam koos ik meer en meer voor donker gebeitst eikenhout. Daarbij refereer ik openlijk aan Vlaamse middeleeuwse en barokke kunstenaars die dit harde maar karaktervolle hout gebruiken voor hun sculpturen. Hier is een voorbeeld dat mijn wens illustreert om te werken binnen een historische traditie.

Door een artistieke positie te ontwikkelen die gebaseerd was op klassieke esthetische concepten begon ik langzamerhand ‘imitatie’ te introduceren in mijn werk. Daartoe was het nodig om het oude ambacht van het houtsnijden meester te worden. Maar op een bepaald moment was de nabootsing zo reëel, dat ze samenviel met de realiteit. Dat was een moment van enorme emotionele verwarring. Ik ervoer haast fysiek de kloof die er meestal is tussen kunst en realiteit; tussen ons en de dingen. Dit gevoel thematiseerde ik bij middel van een sculpturenreeks van twaalf houten sluiers. Zij symboliseren de ruimte die er is tussen het reële en zijn representatie. Voor mij is het exact dit gevoel van onbereikbaarheid, dit onvermogen tot een reëel contact met de werkelijkheid dat de kunstenaar melancholisch stemt. Het is een bewustzijn dat ik sindsdien altijd meedraag in de creatie van mijn werk.

Daarop maakte ik een reeks werken die een gefragmenteerde werkelijkheid tonen, als verdere uitdrukking van dit gevoel. Een sleutelwerk uit die periode vormen de gesculpteerde handen van ‘Aurora. Voor de oude Grieken was zij de godin die licht bracht naar de aarde; elke morgen opnieuw, met de zon in haar handen. Alleen al door het tonen van dit fragment wordt het gehele lichaam gesuggereerd, met daarbij een compleet mythologisch verhaal. Pars pro toto.

In dit verlangen naar contact met de dingen onderhield ik steeds de gewoonte om tekeningen van planten of landschappen te maken in de natuur. Ik begon met reeksen tekeningen in waterverf, maar in de daaropvolgende jaren verscheen het gebruik van rood krijt meer en meer op de voorgrond.

bottom of page